1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
trust (Advanced search)




CORE WORDS



Glob1500 trust to believe that someone is honest and will not cause harm v.
NGSL3000 trust To be confident that someone is honest and reliable verb
SAT5000 distrust Lack of confidence in the power, wisdom, or good intent of any person. disunion n.
SAT5000 mistrust To regard with suspicion or jealousy. v.

Tanaka6000 entrusted Tanaka6000 trust Tanaka6000 trusted Tanaka6000 trusting Tanaka6000 trusts Tanaka6000 trustworthy

COMPOUND WORDS


distrust {n} (lack of trust or confidence) distrustful {adj} (marked by distrust; doubtful; suspicious) entrust {v} (To trust to the care of) mistrust {n} (lack of trust) trust {n} (confidence in or reliance on some person or quality) trust {n} (dependence upon something in the future; hope) trust {n} Vertrauen trust {v} (To give credit to) trust {v} (To place confidence in) trustee {n} (person to whom property is legally committed in trust) trustworthy {adj} (reliable) untrustworthy {adj} (not deserving of trust; unreliable)

5000 WORDS


L120 P5155 mistrust das Misstrauen 猜疑, 不信任
L122 P5251 trust das Vertrauen 信任








trustworthy P2841 trust P5251 trustworthy P5256






PHRASES



Kinderen vertrouwen hun ouders heel erg.



Children trust their parents very much .


(ENG )
(NL )

(0218)





He can be trusted .

Hij is te vertrouwen.

He is a man to be trusted .

Hij is een man om te vertrouwen.

She can only trust him .

Ze kan hem alleen maar vertrouwen.

I can't trust john with my car .

Ik kan John mijn auto niet toevertrouwen.

No matter what he says , don't trust him .

Wat hij ook zegt, vertrouw hem niet.

I don't trust his story .

Ik vertrouw zijn verhaal niet.

No matter what he says , don't trust him .

Wat hij ook zegt, vertrouw hem niet.

I am sure of his trusting you .

Ik weet zeker dat hij je vertrouwt.

He is trusted by his parents .

Hij wordt vertrouwd door zijn ouders.

He is a man who can always be trusted .

Hij is een man die altijd te vertrouwen is.

He is not a man to be trusted .

Hij is geen man om te vertrouwen.

I believe that he's trustworthy .

Ik geloof dat hij betrouwbaar is.

You can trust him .

Je kunt hem vertrouwen .

You can trust him to keep his word .

U kunt erop vertrouwen dat hij zich aan zijn woord houdt.



Hij is te vertrouwen.
Hij is een man om te vertrouwen.
Ze kan hem alleen maar vertrouwen.
Ik kan John mijn auto niet toevertrouwen.
Wat hij ook zegt, vertrouw hem niet.
Ik vertrouw zijn verhaal niet.
Wat hij ook zegt, vertrouw hem niet.
Ik weet zeker dat hij je vertrouwt.
Hij wordt vertrouwd door zijn ouders.
Hij is een man die altijd te vertrouwen is.
Hij is geen man om te vertrouwen.
Ik geloof dat hij betrouwbaar is.
Je kunt hem vertrouwen .
U kunt erop vertrouwen dat hij zich aan zijn woord houdt.