1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
pocket (Advanced search)




CORE WORDS



NGSL3000 pocket small cloth bag sewn into clothing to hold things n

Tanaka6000 pickpockets Tanaka6000 pocket Tanaka6000 pocketed Tanaka6000 pockets

COMPOUND WORDS


air pocket {n} (a local region of low atmospheric pressure, or a local downward current) pickpocket {n} (one who steals from the pocket of a passerby) pocket {n} (bag stitched to an item of clothing) pocketbook {n} (small book) pocket flask {n} (pocket-size container for alcoholic beverages) SEE: hip flask :: pocket gopher {n} (rodent of the family Geomyidae) pocketknife {n} (small knife whose blades or tools can fold in its handle) pocket money {n} (money given to a child) pocket watch {n} (watch)

5000 WORDS


L011 P0341 (trouser) pocket die Hosentasche 裤袋















PHRASES



Hij heeft zijn hand in zijn zak.



He has his hand in his pocket .


(ENG )
(NL )

(1874)

Ze doneert haar zakgeld.



She donates her pocket money .


(ENG )
(NL )

(1994)

Hij haalde een pistool uit zijn zak.



He drew a gun from his pocket .


(ENG )
(NL )

(3227)

Kijk uit voor zakken.



Watch out for pick-pockets .


(ENG )
(NL )

(3310)





This book is too large to go in my pocket .

Dit boek is te groot om in mijn zak te stoppen.

He is out of pocket .

Hij is uit eigen zak.

Look out for pickpockets .

Pas op voor zakkenrollers.

The boy put his hand in his pocket .

De jongen stak zijn hand in zijn zak.



Dit boek is te groot om in mijn zak te stoppen.
Hij is uit eigen zak.
Pas op voor zakkenrollers.
De jongen stak zijn hand in zijn zak.