1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)




Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
marry (Advanced search)



CORE WORDS



Glob1500 marry to join a man and woman together as husband and wife; to become husband and wife (usually in a religious or civil ceremony) v.
NGSL3000 marry To become the husband or wife of someone verb

Tanaka6000 marry Tanaka6000 marrying

COMPOUND WORDS


marry {v} (to be joined in marriage) marry {v} (to take a husband or wife) marry {v} (to unite in wedlock) marry me {phrase} (marriage proposal to a man (the shortest form)) marry me {phrase} (marriage proposal to a woman (the shortest form)) will you marry me {phrase} (marriage proposal)

5000 WORDS


L041 P1244 to marry heiraten 结婚













PHRASES



Ze is bereid met hem te trouwen.



She is willing to marry him .


(ENG )
(NL )

(0583)





He made up his mind to marry her .

Hij besloot met haar te trouwen.

There is no question that he will marry her .

Het lijdt geen twijfel dat hij met haar zal trouwen.

I hope to marry her .

Ik hoop met haar te trouwen.

She is too young to marry .

Ze is te jong om te trouwen.

I wonder if she will marry him .

Ik vraag me af of ze met hem zal trouwen.

I hope to marry her .

Ik hoop met haar te trouwen.

It is a pity that he can not marry her .

Het is jammer dat hij niet met haar kan trouwen.

I made up my mind to marry her .

Ik besloot met haar te trouwen.

You're too young to marry .

Je bent te jong om te trouwen.



Hij besloot met haar te trouwen.
Het lijdt geen twijfel dat hij met haar zal trouwen.
Ik hoop met haar te trouwen.
Ze is te jong om te trouwen.
Ik vraag me af of ze met hem zal trouwen.
Ik hoop met haar te trouwen.
Het is jammer dat hij niet met haar kan trouwen.
Ik besloot met haar te trouwen.
Je bent te jong om te trouwen.