1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
zhá (Advanced search)




CORE WORDS






COMPOUND WORDS


5000 WORDS

















PHRASES



Ze viel in slaap.



She is fallen asleep .


(ENG )
(NL )

(0320)

Het huis staat in brand.



The house is on fire .


(ENG )
(NL )

(0321)

Hij is in slaap gevallen.



He is fallen asleep .


(ENG )
(NL )

(1248)

Ik ben erg dol op gebraden kip.



I love eating fried chicken .


(ENG )
(NL )

(1507)

Hij viel in slaap in zijn bed.



He fell asleep in his bed .


(ENG )
(NL )

(1516)

Ze viel aan tafel in slaap.



She fell asleep at the table .


(ENG )
(NL )

(1632)

Mijn zoon houdt van gefrituurd eten.



My son is very fond of fried food .


(ENG )
(NL )

(1975)

Hij heeft moeite om hogerop te komen.



He is struggling to climb up .


(ENG )
(NL )

(2177)

Hij zwemt met moeite naar de kust.



He struggles to swim to shore .


(ENG )
(NL )

(2653)

Dit is een nieuw gebouwde woonwijk.



This is a newly-built residential complex .


(ENG )
(NL )

(2751)

Er is een sluisdeur op de rivier.



There is a sluice gate on the river .


(ENG )
(NL )

(3214)

Ze legde haar hoofd op haar armen en viel in slaap.



She put her head on her arms and fell asleep .


(ENG )
(NL )

(3306)