1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
work out (Advanced search)




CORE WORDS






COMPOUND WORDS


work out {v} (to conclude with the correct solution) work out {v} (to habitually exercise rigorously)

5000 WORDS

















PHRASES







He likes to work out the difficult questions .

Hij werkt graag de moeilijke vragen uit.

I'm trying to work out this problem .

Ik probeer dit probleem op te lossen.

I will give you ten minutes to work out this problem .

Ik geef je tien minuten om dit probleem op te lossen.

I am going to work out the problem by myself .

Ik ga het probleem zelf oplossen.

Did you work out the math problem ?

Heb je het rekenprobleem opgelost?

His wife has started to work out of necessity .

Zijn vrouw is noodgedwongen gaan werken.

I do not think their plan will work out .

Ik denk niet dat hun plan zal werken.

I hope your plan will work out .

Ik hoop dat je plan gaat lukken.



Hij werkt graag de moeilijke vragen uit.
Ik probeer dit probleem op te lossen.
Ik geef je tien minuten om dit probleem op te lossen.
Ik ga het probleem zelf oplossen.
Heb je het rekenprobleem opgelost?
Zijn vrouw is noodgedwongen gaan werken.
Ik denk niet dat hun plan zal werken.
Ik hoop dat je plan gaat lukken.