Mijn zoon speelt graag op de drums.  My son loves playing drums . (ENG ) (NL ) (1481) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I often hear her play the piano . | Ik hoor haar vaak piano spelen. | I can't play the piano , but she can . | Ik kan geen piano spelen , maar zij wel .
She can play the piano . Zij kan piano spelen .
She practiced playing the piano again and again . Ze oefende keer op keer piano spelen.
They can play the guitar . Ze kunnen gitaar spelen.
She had long been learning to play the piano . Ze leerde al lang piano spelen.
John can not play the guitar . John kan geen gitaar spelen.
She was heard playing the violin . Men hoorde haar viool spelen.
He knows how to play the piano . Hij weet hoe hij piano moet spelen.
She can't play the piano very well . Ze kan niet zo goed piano spelen.
He is very good at playing violin . Hij kan heel goed viool spelen.
Not a day passed but I practiced playing the piano . Er ging geen dag voorbij of ik oefende piano spelen.
You can play this piano , but not at night . Je kunt op deze piano spelen, maar niet 's nachts.
It is difficult to play the piano . Het is moeilijk om piano te spelen.
He can play the piano better than I. Hij kan beter piano spelen dan ik.
|