1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
ski (Advanced search)




CORE WORDS



Glob1500 skill the ability gained from training or experience n.
Glob1500 skin the outer covering of humans and most animals n.
NGSL3000 skin outer layer of an animal or human n
NGSL3000 ski One of a pair of long flat runners attached to the feet for gliding over snow n
NGSL3000 skill ability to do something well n
NGSL3000 skirt piece of clothing for the lower body worn by women n
SAT5000 outskirt A border region. n.
SAT5000 skiff Usually, a small light boat propelled by oars. n.
SAT5000 skirmish Desultory fighting between advanced detachments of two armies. n.

Tanaka6000 asking Tanaka6000 basking Tanaka6000 outskirts Tanaka6000 ski Tanaka6000 skied Tanaka6000 skies Tanaka6000 skiing Tanaka6000 skin Tanaka6000 skipped Tanaka6000 skirt Tanaka6000 skis

COMPOUND WORDS


alpine skiing {n} (sport) Artinskian {prop} Artinskium asskisser {n} (someone who kisses ass) SEE: asslicker :: banana skin {n} (banana skin) SEE: banana peel :: basking shark {n} (Cetorhinus maximus) blue-tongued skink {n} (blue-tongue lizard) SEE: blue-tongue lizard :: buckskin {n} (the skin of a male deer, a buck) by the skin of one's teeth {prep} (barely, closely) cornhusking {n} (removal of husk from corn) cross-country skiing {n} (leisure activity) cross-country skiing {n} (winter sport) dark-skinned {adj} (having dark skin) diskindness {n} (unkindness) SEE: unkindness :: eelskin {n} (the skin of a hagfish) Eskimo {n} (member of the Eskimo people(s)) Eskimo kiss {n} Nasenkuss foreskin {n} (fold of skin) SEE: prepuce :: galligaskins {n} (shalwar) SEE: shalwar :: gaskin {n} (trousers) SEE: trousers :: goose skin {n} (goose pimple) SEE: goose pimple :: jet ski {n} (small motorized water craft) joskin {n} (yokel) SEE: country bumpkin :: kidskin {n} (type of leather) life is not all beer and skittles {proverb} (proverb) miniskirt {n} (skirt) mogul skiing {n} (type of freestyle skiing) multitasking {n} (simultaneous execution of multiple tasks (computing)) outskirt {n} (periphery) outskirts {n} (the edges or areas around a city or town) Przewalski's horse {n} (Equus ferus przewalskii) redskin {n} (an American Indian) Rumpelstiltskin {prop} (the fairy tale) Rumpelstiltskin {prop} (the fictional dwarf) Russki {n} (alternative term for Russian (derogatory)) sheepskin {n} (skin of a sheep) siskin {n} (small European finch) ski {n} (one of a pair of long flat runners designed for gliding over snow) ski {v} (to move on skis) skiascope {n} (retinoscope) SEE: retinoscope :: skid {n} (ski shaped runner or supporting surface as found on an aircraft) skid {v} (to slide in an uncontrolled manner) skid mark {n} (black mark left on a road surface from tires) skidmark {n} (black mark left on a road surface from tires) skidmark {n} (visible stain left on underpants) skier {n} (someone who practices skiing) skiff {n} (Any of various types of boats small enough for sailing or rowing by one person) skiing {n} (sport or activity) ski jumping {n} (a winter sport) skilful {adj} (possessing skill, skilled) skill {n} (capacity to do something well) skilled {adj} erfahren skillet {n} (pan for frying) skillful {adj} (possessing skill) skim {v} (read quickly, skipping some detail) skim {v} (ricochet) skim {v} (scrape off; remove (something) from a surface) skim {v} (throw an object so it bounces on water) skim milk {n} (milk with removed cream) skimp {v} (to make insufficient allowance for; to scant; to scrimp) skimp {v} (to save; to be parsimonious or stingy) skimp {v} (to slight; to do carelessly; to scamp) skin {n} (image used as the background of graphical user interface) skin {n} (outer covering of the body of a person or animal) skin {n} (the outer protective layer of any plant or animal) skin {v} (to injure the skin of) skin {v} (to remove the skin of) skin and bones {n} (emaciated; very skinny) skin cancer {n} (malignant growth on the skin) skin color {n} (color of human skin) skin color {n} (ethnicity) skinflint {n} (one who is excessively stingy or cautious with money) skinhead {n} (member of skinhead subculture) skin mag {n} (skin magazine) SEE: skin magazine :: skinny {adj} (thin) skinny-dip {v} (swim in the nude) skinny-dipper {n} (someone who swims in the nude) skinny dipping {n} (practice of swimming in the nude) skint {adj} (penniless, poor, impecunious, broke) skip {v} (not to attend) skip {v} (to move by hopping on alternate feet) skip {v} (to omit or disregard intermediate items or stages) skipper {n} (captain of sports team) skipper {n} (master of a ship) skipping rope {n} (rope for play or exercise) skip rope {n} (rope used) SEE: skipping rope :: skip rope {v} (to jump over a rope) SEE: jump rope :: ski resort {n} (resort for skiers) skirmish {n} (brief battle between small groups) skirmish {n} (minor dispute) skirt {n} (border) skirt {n} (clothing) skirt {n} (part of dress) skirt {n} (slang for woman) skirt {n} (something resembling a skirt) skirt {v} säumen skirt {v} (to be on or from the border of) skirt chaser {n} (man who seeks out female companionship) skirting board {n} (panel between floor and interior wall) ski school {n} (place where skiing lessons are taught) skit {n} (comedy) skit {v} (poke fun) ski track {n} (trail from/for skis) skitrack {n} (ski track) SEE: ski track :: skive {v} (To slack off) soft skill {n} (personal skill that is usually interpersonal, non-specialized, and difficult to quantify) there's more than one way to skin a cat {proverb} (a problem generally has more than one solution) thin-skinned {adj} (having a thin skin) thin-skinned {adj} (overly sensitive to criticism) water skiing {n} (water sport) Wermelskirchen {prop} (a city in Western Germany) wineskin {n} (bag for holding wine)

5000 WORDS










skirt P1041 skin P2461 skill P3943 ski pole P4690 ski slope P4691 ski lift P4692






PHRASES



Hij is goed in skiën.



He is good at skiing .


(ENG )
(NL )

(0153)

Ze draagt een rode rok.



She is wearing a red skirt .


(ENG )
(NL )

(0658)

Hij heeft veelzijdige vaardigheden.



He has all-around skills .


(ENG )
(NL )

(0817)

Zijn zwemvaardigheden zijn verbeterd.



His swimming skill has improved .


(ENG )
(NL )

(0829)

Zijn voetbalvaardigheden zijn uitstekend.



His soccer skills are excellent .


(ENG )
(NL )

(0951)

We kunnen de vragen die mensen stellen niet negeren.



We should not ignore the questions people are asking .


(ENG )
(NL )

(1588)

De rok van de dochter is roze.



The daughter's skirt is pink .


(ENG )
(NL )

(1726)

Zijn huid is ruw.



His skin is rough .


(ENG )
(NL )

(2011)

De huid van de baby is erg teer.



The baby's skin is very tender .


(ENG )
(NL )

(2157)

Baby's hebben een zeer gevoelige huid.



Babies have very sensitive skin .


(ENG )
(NL )

(2629)

Ze draagt een gloednieuwe rok.



She is wearing a brand-new skirt .


(ENG )
(NL )

(3341)

Olifanten hebben een ruwe huid.



Elephants have rough skins .


(ENG )
(NL )

(3431)

Na te zijn blootgesteld aan de felle zon, werd zijn huid donker.



After being exposed to the strong sun , his skin turned dark .


(ENG )
(NL )

(3456)

De slang werpt zijn huid af.



The snake is shedding its skin .


(ENG )
(NL )

(3488)





Tom can ski as well as his brother .

Tom kan net zo goed skiën als zijn broer.

I'd like to go skiing .

Ik wil graag gaan skiën.

I used to go skiing in winter .

Vroeger ging ik skiën in de winter.

You will soon be able to ski well .

Binnenkort kun je goed skiën.

The skies won't be clear .

De lucht zal niet helder zijn.

That's asking too much .

Dat is te veel gevraagd.

My house is on the outskirts of town .

Mijn huis staat aan de rand van de stad.

She is good at skiing .

Ze kan goed skiën.

I like skiing very much .

Ik hou erg van skiën.

It is no use asking for her help .

Het heeft geen zin haar om hulp te vragen.

We went to the mountains to ski .

We gingen naar de bergen om te skiën.

Look up to the skies .

Kijk omhoog naar de lucht.

I skied for the first time .

Ik heb voor het eerst geskied.

He could ski well when he was young .

Hij kon goed skiën toen hij jong was.

I skipped my breakfast .

Ik sloeg mijn ontbijt over.

Today most young people can ski .

Tegenwoordig kunnen de meeste jonge mensen skiën.

He is the last person I would want to go skiing with .

Hij is de laatste persoon met wie ik zou willen gaan skiën.

If only I could go skiing .

Kon ik maar gaan skiën.

We went to the mountain to ski .

We gingen naar de berg om te skiën.

How many times a year do you go skiing ?

Hoe vaak per jaar gaat u skiën?

Skiing is a great enjoyment to me .

Skiën is voor mij een groot plezier.

Do you know what you're asking ?

Weet je wat je vraagt?

I'm good at skiing .

Ik ben goed in skiën.

She was skiing all though the day .

Ze was de hele dag aan het skiën.

I can ski .

Ik kan skiën .

I go skiing very often .

Ik ga heel vaak skiën.

Jane skipped the questions she couldn't answer .

Jane sloeg de vragen over die ze niet kon beantwoorden.



Tom kan net zo goed skiën als zijn broer.
Ik wil graag gaan skiën.
Vroeger ging ik skiën in de winter.
Binnenkort kun je goed skiën.
De lucht zal niet helder zijn.
Dat is te veel gevraagd.
Mijn huis staat aan de rand van de stad.
Ze kan goed skiën.
Ik hou erg van skiën.
Het heeft geen zin haar om hulp te vragen.
We gingen naar de bergen om te skiën.
Kijk omhoog naar de lucht.
Ik heb voor het eerst geskied.
Hij kon goed skiën toen hij jong was.
Ik sloeg mijn ontbijt over.
Tegenwoordig kunnen de meeste jonge mensen skiën.
Hij is de laatste persoon met wie ik zou willen gaan skiën.
Kon ik maar gaan skiën.
We gingen naar de berg om te skiën.
Hoe vaak per jaar gaat u skiën?
Skiën is voor mij een groot plezier.
Weet je wat je vraagt?
Ik ben goed in skiën.
Ze was de hele dag aan het skiën.
Ik kan skiën .
Ik ga heel vaak skiën.
Jane sloeg de vragen over die ze niet kon beantwoorden.