1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
luyện (Advanced search)




CORE WORDS






COMPOUND WORDS


5000 WORDS




L088 18 P3491 luyện tập cái gì đó etwas einüben





luyện tập cái gì đó P3491








PHRASES



Ze is een fitness trainer geworden.



She has become a fitness coach .


(ENG )
(NL )

(0232)

De soldaten trainen in rangen.



The soldiers are training in formation .


(ENG )
(NL )

(1083)

Alleen door volharding kunnen we ons opleidingssucces consolideren.



Only through perseverance can we consolidate the training success .


(ENG )
(NL )

(2224)

De politieagent traint de politiehond.



The police officer is training the police dog .


(ENG )
(NL )

(3382)





Who coaches the team ?

Wie coacht het team?

He practiced every day at home .

Thuis oefende hij elke dag.

The trainer must think of her health .

De trainer moet aan haar gezondheid denken.



Wie coacht het team?
Thuis oefende hij elke dag.
De trainer moet aan haar gezondheid denken.