1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
le mois (Advanced search)




CORE WORDS






COMPOUND WORDS


5000 WORDS













le mois P0544



PHRASES



Haar baby komt volgende maand.



Her baby is due next month .


(ENG )
(NL )

(0064)

Volgende maand is het februari.



Next month is February .


(ENG )
(NL )

(0133)

Wat is de volgende maand?



What month is next month ?


(ENG )
(NL )

(0154)





It was this hospital which I visited last month .

Het was dit ziekenhuis dat ik vorige maand heb bezocht.

It was this hospital which I visited last month .

Het was dit ziekenhuis dat ik vorige maand heb bezocht.

They will get married next month .

Volgende maand gaan ze trouwen.

We are going to have a baby next month .

Volgende maand krijgen we een baby.

The french president is to visit japan next month .

De Franse president brengt volgende maand een bezoek aan Japan.

I'll be taking a vacation next month .

Volgende maand ga ik op vakantie.

I heard from him last month .

Ik hoorde vorige maand van hem.

My mother has been sick since last month .

Mijn moeder is sinds vorige maand ziek.

The question is whether he will come to visit us next month .

Het is de vraag of hij volgende maand bij ons op bezoek komt.

She was in america last month .

Ze was vorige maand in Amerika.

His new novel will come out next month .

Zijn nieuwe roman komt volgende maand uit.

It was a very busy month last month .

Het was een erg drukke maand afgelopen maand.

It was very cold last month .

Vorige maand was het erg koud.

The month when school begins is april .

De maand waarin de school begint is april.

His new book is going to come out next month .

Zijn nieuwe boek komt volgende maand uit.

He will be calling on me next month .

Hij zal me volgende maand bellen.

Jane is to be married next month .

Jane gaat volgende maand trouwen.

Last month they had a lot of rain in france .

Vorige maand hadden ze veel regen in frankrijk.

It is true that she'll get married next month .

Het is waar dat ze volgende maand gaat trouwen.

I didn't go to school last month .

Ik ben vorige maand niet naar school geweest.



Het was dit ziekenhuis dat ik vorige maand heb bezocht.
Het was dit ziekenhuis dat ik vorige maand heb bezocht.
Volgende maand gaan ze trouwen.
Volgende maand krijgen we een baby.
De Franse president brengt volgende maand een bezoek aan Japan.
Volgende maand ga ik op vakantie.
Ik hoorde vorige maand van hem.
Mijn moeder is sinds vorige maand ziek.
Het is de vraag of hij volgende maand bij ons op bezoek komt.
Ze was vorige maand in Amerika.
Zijn nieuwe roman komt volgende maand uit.
Het was een erg drukke maand afgelopen maand.
Vorige maand was het erg koud.
De maand waarin de school begint is april.
Zijn nieuwe boek komt volgende maand uit.
Hij zal me volgende maand bellen.
Jane gaat volgende maand trouwen.
Vorige maand hadden ze veel regen in frankrijk.
Het is waar dat ze volgende maand gaat trouwen.
Ik ben vorige maand niet naar school geweest.