1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
la main (Advanced search)




CORE WORDS






COMPOUND WORDS


5000 WORDS













la main P1179



PHRASES



Deze artikelen zijn allemaal handgemaakt.



These articles are all hand-made .


(ENG )
(NL )

(0098)

De bruidegom houdt de hand van de bruid vast.



The bridegroom is holding the bride's hand .


(ENG )
(NL )

(0128)

Steek alstublieft uw hand op als u de vraag wilt beantwoorden.



Please raise your hand if you want to answer the question .


(ENG )
(NL )

(0947)

Hij heeft zijn hand in zijn zak.



He has his hand in his pocket .


(ENG )
(NL )

(1874)

Ze belde aan met haar linkerhand.



She rang the doorbell with her left hand .


(ENG )
(NL )

(2518)

In zijn hand houdt hij een dirigeerstokje.



He is holding the baton in his hand .


(ENG )
(NL )

(2738)

Hij steekt zijn hand op en zweert.



He raises his hand and swears .


(ENG )
(NL )

(2975)

Ze houdt de hand van haar vriend vast.



She is holding her boyfriend's hand .


(ENG )
(NL )

(2986)

Tijdens de vergadering stak iedereen enthousiast zijn hand op om opmerkingen te maken.



At the meeting , everyone raised their hands enthusiastically to comment .


(ENG )
(NL )

(3176)





Raise your hand to the sky .

Hef je hand op naar de hemel.

What do you have in your hand ?

Wat heb je in je hand?

He held out his hand .

Hij stak zijn hand uit.

All of them were handmade things .

Het waren allemaal handgemaakte dingen.

She has something in her hand .

Ze heeft iets in haar hand.

Show me what you have in your left hand .

Laat me zien wat je in je linkerhand hebt.

I waved my hand to them .

Ik zwaaide met mijn hand naar hen.

He held out his hand .

Hij stak zijn hand uit.

My brother is holding a camera in his hand .

Mijn broer heeft een camera in zijn hand.

He held out his hand to welcome us .

Hij stak zijn hand uit om ons welkom te heten.

He came at me with a knife in his hand .

Hij kwam op me af met een mes in zijn hand.

He made motions at me with his hand .

Hij maakte met zijn hand gebaren naar me.

You have a light hand , don't you ?

Je hebt een lichte hand, nietwaar?

She held out her hand .

Ze stak haar hand uit.

The dog bit me in the hand .

De hond beet me in de hand.

John and mary always walk hand in hand .

John en Mary lopen altijd hand in hand.

He held out his hand and I took it .

Hij stak zijn hand uit en ik pakte hem aan.

She cut her hand on a knife .

Ze sneed haar hand aan een mes.

He held out his hand for more .

Hij stak zijn hand uit voor meer.

He hurt his hand when he fell .

Hij bezeerde zijn hand toen hij viel.

I do not have much money on hand .

Ik heb niet veel geld bij de hand.

I shook hands with her .

Ik schudde haar de hand.

Do you walk hand in hand ?

Loop je hand in hand?

He took a pencil in his hand .

Hij nam een potlood in zijn hand.

He caught me by the hand .

Hij pakte me bij de hand.

I took the little girl by the hand .

Ik nam het kleine meisje bij de hand.

They went hand in hand .

Ze gingen hand in hand.

She took my hand .

Ze pakte mijn hand.

She has a rose in her hand .

Ze heeft een roos in haar hand.

He held out his hand to me .

Hij stak zijn hand naar me uit.

As she wanted to ask a question , she raised her hand .

Omdat ze een vraag wilde stellen, stak ze haar hand op.

She waved her hand to me .

Ze wuifde met haar hand naar me.

The child stretched out his hand to his mother .

Het kind strekte zijn hand uit naar zijn moeder.

She waved her hand at the sight of me .

Ze zwaaide met haar hand toen ze me zag.



Hef je hand op naar de hemel.
Wat heb je in je hand?
Hij stak zijn hand uit.
Het waren allemaal handgemaakte dingen.
Ze heeft iets in haar hand.
Laat me zien wat je in je linkerhand hebt.
Ik zwaaide met mijn hand naar hen.
Hij stak zijn hand uit.
Mijn broer heeft een camera in zijn hand.
Hij stak zijn hand uit om ons welkom te heten.
Hij kwam op me af met een mes in zijn hand.
Hij maakte met zijn hand gebaren naar me.
Je hebt een lichte hand, nietwaar?
Ze stak haar hand uit.
De hond beet me in de hand.
John en Mary lopen altijd hand in hand.
Hij stak zijn hand uit en ik pakte hem aan.
Ze sneed haar hand aan een mes.
Hij stak zijn hand uit voor meer.
Hij bezeerde zijn hand toen hij viel.
Ik heb niet veel geld bij de hand.
Ik schudde haar de hand.
Loop je hand in hand?
Hij nam een potlood in zijn hand.
Hij pakte me bij de hand.
Ik nam het kleine meisje bij de hand.
Ze gingen hand in hand.
Ze pakte mijn hand.
Ze heeft een roos in haar hand.
Hij stak zijn hand naar me uit.
Omdat ze een vraag wilde stellen, stak ze haar hand op.
Ze wuifde met haar hand naar me.
Het kind strekte zijn hand uit naar zijn moeder.
Ze zwaaide met haar hand toen ze me zag.