Ze oefent op de piano.  She is practicing the piano . (ENG ) (NL ) (0601) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| Ze speelt piano. She is playing the piano . (ENG ) (NL ) (1820) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I often hear her play the piano . | Ik hoor haar vaak piano spelen. | He was playing the piano . | Hij speelde piano.
I play the piano a little . Ik speel een beetje piano.
Do you like the piano ? Hou je van de piano?
How well she plays the piano ! Wat speelt ze goed piano!
The piano has a good tone . De piano heeft een goede toon.
My sister plays the piano every day . Mijn zus speelt elke dag piano.
She can play the piano . Zij kan piano spelen .
She practiced playing the piano again and again . Ze oefende keer op keer piano spelen.
Does he play the piano ? Speelt hij piano?
She had long been learning to play the piano . Ze leerde al lang piano spelen.
I am playing the piano now . Ik speel nu piano.
She plays the piano very well . Ze speelt heel goed piano.
Does she play the piano ? Speelt ze piano?
I am familiar with the piano . Ik ben bekend met de piano.
He knows how to play the piano . Hij weet hoe hij piano moet spelen.
He plays the piano for his own amusement . Hij speelt piano voor zijn eigen vermaak.
She can't play the piano very well . Ze kan niet zo goed piano spelen.
I see mary playing the piano . Ik zie Mary piano spelen.
He played piano by ear . Hij speelde piano op gehoor.
Not a day passed but I practiced playing the piano . Er ging geen dag voorbij of ik oefende piano spelen.
It is difficult to play the piano . Het is moeilijk om piano te spelen.
|