1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
American (Advanced search)




CORE WORDS



SAT5000 Americanism A peculiar sense in which an English word or phrase is used in the United States. n.

Tanaka6000 american Tanaka6000 americans

COMPOUND WORDS


African American {adj} (African-American) SEE: African-American :: African American {n} (African-American) SEE: African-American :: African-American {adj} (American and black) African-American {n} (A black American) Afro-American {n} (a resident of the United States who is of African heritage) American {adj} (of or pertaining to the Americas) American {adj} (of or pertaining to the U.S. or its culture) American {n} (inhabitant of the Americas) American {n} (person born in or citizen of the USA) American {prop} (American English) American badger {n} (Taxidea taxus) American bison {n} (mammal) American black vulture {n} (black vulture) SEE: black vulture :: American brook char {n} (Salvelinus fontinalis) SEE: brook trout :: American Bulldog {n} (American Bulldog) American Civil War {prop} (civil war in the United States (1861-1865)) American Cordillera {prop} (chain of mountain ranges) American eagle {n} (bald eagle) SEE: bald eagle :: American English {prop} (English of the United States) American football {prop} (American football) American Indian {n} (a member of some indigenous peoples of the Americas, see also: Amerindian, see also: Native American) Americanisation {n} (assimilation) Americanism {n} (linguistic feature) Americanization {n} (Americanisation) SEE: Americanisation :: Americanize {v} (to make American) American kestrel {n} (species) American pokeweed {n} (pokeweed) SEE: pokeweed :: American Samoa {prop} (US overseas territory in Oceania) American Samoan {adj} (pertaining to American Samoa) American Samoan {n} (person) American sweetgum {n} (deciduous tree) American white birch {n} (Betula papyrifera) SEE: paper birch :: American widgeon {n} (Anas americana) Anglo-American {adj} (of relating to England and USA) anti-Americanism {n} (the fear or dislike of the United States or American people, policies, culture or government) do you accept American dollars {phrase} (do you accept American dollars?) Latin American {adj} (Of or relating to Latin America) Latin American {n} (A native or inhabitant of Latin America) North American {adj} (relating to North America) North American {n} (North American person) South American {adj} (relating to South America) South American {prop} (South American person) South American sea lion {n} (animal) US American {n} (inhabitant or citizen of the United States of America)

5000 WORDS


L025 P0946 American amerikanisch 美国的








American P0946






PHRASES



Hij is een Amerikaan.



He is an American .


(ENG )
(NL )

(0007)

Amerikaanse troepen hebben deze plaats bezet.



The American troops have occupied this place .


(ENG )
(NL )

(0692)

Ze houdt een Amerikaanse vlag vast.



She is holding an American flag .


(ENG )
(NL )

(1671)

Ik heb de Amerikaanse nationaliteit.



I have American citizenship .


(ENG )
(NL )

(1759)

Het Amerikaanse volk rouwde om de dood van president Lincoln.



The American people mourned President Lincoln .


(ENG )
(NL )

(3110)

Zij is een Chinese Amerikaanse (of een Amerikaanse van Chinese afkomst).



She is a Chinese American (or an American of Chinese ancestry) .


(ENG )
(NL )

(3122)





He is married to an american lady .

Hij is getrouwd met een Amerikaanse dame.

American students are falling behind in math .

Amerikaanse studenten lopen achterstand op in wiskunde.

The american boy spoke broken japanese .

De Amerikaanse jongen sprak gebroken Japans.

I'm studying the american drama .

Ik bestudeer het Amerikaanse drama.

Mary gave me an american doll .

Mary gaf me een Amerikaanse pop.

I took her for an american .

Ik hield haar voor een Amerikaan .

This is the american way of life .

Dit is de Amerikaanse manier van leven.

Baseball is often called'' the great american sport'' .

Honkbal wordt vaak ''de grote Amerikaanse sport'' genoemd.

He is an american to the backbone .

Hij is een Amerikaan in hart en nieren.

I stayed with an american family .

Ik logeerde bij een Amerikaans gezin.

He is not an american .

Hij is geen Amerikaan.

I like reading american novels .

Ik lees graag Amerikaanse romans.

I am japanese , but you are an american .

Ik ben Japans, maar jij bent een Amerikaan.

He seems to be a typical american boy .

Hij lijkt een typische Amerikaanse jongen te zijn.

I am an american student .

Ik ben een Amerikaanse student.

This is japan as americans see it .

Dit is Japan zoals Amerikanen het zien.

I have some american friends .

Ik heb enkele Amerikaanse vrienden.

I am interested in american literature .

Ik ben geïnteresseerd in Amerikaanse literatuur.

They must be americans .

Het moeten Amerikanen zijn.

I want to learn about american daily life .

Ik wil leren over het Amerikaanse dagelijkse leven.

American songs were on the air .

Er waren Amerikaanse liedjes in de lucht.

He went to america for the purpose of studying american literature .

Hij ging naar Amerika om Amerikaanse literatuur te studeren.

She is american , but she lives in england .

Ze is Amerikaans, maar ze woont in Engeland.

He sent me some american magazines .

Hij stuurde me wat Amerikaanse tijdschriften.

As far as I know , he is american .

Voor zover ik weet is hij amerikaans.



Hij is getrouwd met een Amerikaanse dame.
Amerikaanse studenten lopen achterstand op in wiskunde.
De Amerikaanse jongen sprak gebroken Japans.
Ik bestudeer het Amerikaanse drama.
Mary gaf me een Amerikaanse pop.
Ik hield haar voor een Amerikaan .
Dit is de Amerikaanse manier van leven.
Honkbal wordt vaak ''de grote Amerikaanse sport'' genoemd.
Hij is een Amerikaan in hart en nieren.
Ik logeerde bij een Amerikaans gezin.
Hij is geen Amerikaan.
Ik lees graag Amerikaanse romans.
Ik ben Japans, maar jij bent een Amerikaan.
Hij lijkt een typische Amerikaanse jongen te zijn.
Ik ben een Amerikaanse student.
Dit is Japan zoals Amerikanen het zien.
Ik heb enkele Amerikaanse vrienden.
Ik ben geïnteresseerd in Amerikaanse literatuur.
Het moeten Amerikanen zijn.
Ik wil leren over het Amerikaanse dagelijkse leven.
Er waren Amerikaanse liedjes in de lucht.
Hij ging naar Amerika om Amerikaanse literatuur te studeren.
Ze is Amerikaans, maar ze woont in Engeland.
Hij stuurde me wat Amerikaanse tijdschriften.
Voor zover ik weet is hij amerikaans.