Dit is een bank.  This is a bank . (ENG ) (NL ) (0118) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ze heeft een privé-rekening bij deze bank.  She has a personal account at this bank . (ENG ) (NL ) (1236) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik zal mijn rekening bij de bank opzeggen.  I am going to cancel my account at the bank . (ENG ) (NL ) (1530) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
U kunt uw spaargeld in banken bewaren.  People can keep their savings in banks . (ENG ) (NL ) (2590) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bandiet beroofde een bank.  The bandit robbed a bank . (ENG ) (NL ) (2788) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Would you please check this matter with your bank ? | Zou je dit willen navragen bij je bank? | He is employed in a bank . | Hij is werkzaam bij een bank.
I'm a bank clerk . Ik ben bankbediende.
Where is the bank ? Waar is de bank ?
My brother works in a bank . Mijn broer werkt bij een bank.
I have just been to the midori bank . Ik ben net bij de midori bank geweest.
The bank is three blocks away . De bank is drie straten verderop.
Jane went to the bank to take out some money . Jane ging naar de bank om wat geld op te halen.
He went to the bank and changed his money . Hij ging naar de bank en wisselde zijn geld.
Where is the nearest bank ? Waar is de dichtstbijzijnde bank ?
There is a bank in front of the station . Voor het station is een bank.
The post office is just across from the bank . Het postkantoor ligt tegenover de bank.
She put the money in the bank . Ze zette het geld op de bank.
There's a bank in front of the hotel . Er is een bank tegenover het hotel.
Where is the nearest bank ? Waar is de dichtstbijzijnde bank ?
There is a bank in front of the hotel . Er is een bank tegenover het hotel .
The shop is across from the bank . De winkel is tegenover de bank.
He got a loan from the bank . Hij kreeg een lening van de bank.
He had a lot of money in the bank . Hij had veel geld op de bank.
Your father works for a bank , doesn't he ? Je vader werkt voor een bank , nietwaar ?
How late is the bank open ? Hoe laat is de bank open?
Deposit your money in the bank . Stort uw geld op de bank.
I work for a bank . Ik werk voor een bank.
He works for a bank . Hij werkt voor een bank.
I have to go to the bank . Ik moet naar de bank.
|