1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
視 (Advanced search)




CORE WORDS






COMPOUND WORDS


5000 WORDS

















PHRASES



Ik werk bij een televisiestation.



I work at a television station .


(ENG )
(NL )

(0210)

Ik heb een televisietoestel gekocht.



I have bought a TV set .


(ENG )
(NL )

(0317)

Hij doet een oogtest.



He is taking a vision test .


(ENG )
(NL )

(0965)

Ze kijken naar een tv-film.



They are watching a TV drama .


(ENG )
(NL )

(1181)

We kunnen de vragen die mensen stellen niet negeren.



We should not ignore the questions people are asking .


(ENG )
(NL )

(1588)

Hij controleert de conditie van het systeem.



He is monitoring the condition of the system .


(ENG )
(NL )

(1621)

Hij verandert van televisiekanaal.



He is changing the TV channel .


(ENG )
(NL )

(2088)

Het kind toonde een vijandige uitdrukking.



The child showed an expression of hostility .


(ENG )
(NL )

(2639)

De armen worden gediscrimineerd.



The poor are discriminated against .


(ENG )
(NL )

(2674)

Hij vindt het televisieprogramma te vulgair.



He thinks the TV program is too vulgar .


(ENG )
(NL )

(2909)

De politieagent patrouilleert in het gebied.



The policeman is patrolling the area .


(ENG )
(NL )

(3355)