Dit is mijn telefoonnummer.  This is my telephone number . (ENG ) (NL ) (0282) | |||||||||||||||||||||||||||||
Vertel me het telefoonnummer.  Please tell me the telephone number . (ENG ) (NL ) (0622) | |||||||||||||||||||||||||||||
Hier is mijn telefoonnummer.  This is my telephone number . (ENG ) (NL ) (1474) | |||||||||||||||||||||||||||||
Hij draait een telefoonnummer.  He is dialing a telephone number . (ENG ) (NL ) (2095) | |||||||||||||||||||||||||||||
I looked up his phone number in the telephone book . | Ik heb zijn telefoonnummer opgezocht in het telefoonboek. | Give me your telephone number . | Geef mij jouw telefoonnummer .
What's your home phone number ? Wat is je telefoonnummer thuis?
Could you give me the name and phone number of a doctor ? Kunt u mij de naam en het telefoonnummer van een arts geven?
I tried to find out her telephone number . Ik probeerde haar telefoonnummer te achterhalen.
Give me your phone number . Geef mij jouw telefoon nummer .
Please give me the number for mr brown . Geef me alsjeblieft het nummer van meneer Brown .
I forgot his phone number . Ik ben zijn telefoonnummer vergeten.
Do you remember his telephone number ? Weet je zijn telefoonnummer nog?
I wrote down his phone number . Ik heb zijn telefoonnummer opgeschreven.
|