Ze glijden de helling af. ![]() They are sliding down the slope . (ENG ) (NL ) (0046) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze loden bal is enorm. ![]() This lead ball is solid . (ENG ) (NL ) (0776) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toon een geldig identificatiebewijs. ![]() Please show valid ID . (ENG ) (NL ) (0982) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ze speelt op de glijbaan. ![]() She is playing on the slide . (ENG ) (NL ) (1858) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alleen door volharding kunnen we ons opleidingssucces consolideren. ![]() Only through perseverance can we consolidate the training success . (ENG ) (NL ) (2224) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit fort is stevig. ![]() This fortress is solid . (ENG ) (NL ) (2701) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ze gaan zwemmen tijdens de zomervakantie. ![]() They go swimming in the summer holidays . (ENG ) (NL ) (2805) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In our park , we have a nice slide for children to play on . | Op ons park hebben we een leuke glijbaan voor kinderen om op te spelen. | Will you let me have a holiday tomorrow ? | Geef je me morgen vakantie?
John shall have a holiday one of these days . John heeft een dezer dagen vakantie.
We have five days to go before the holidays . We hebben nog vijf dagen te gaan tot de vakantie.
I like summer holidays better than school . Ik vind de zomervakantie leuker dan school.
We had a wonderful holiday . Wij hebben een heerlijke vakantie gehad.
Have you made up your mind where to go for the holidays ? Heb je al besloten waar je heen gaat voor de feestdagen?
He collided with a tree . Hij botste tegen een boom.
I didn't go anywhere during the holiday . Ik ben tijdens de vakantie nergens heen geweest.
It will do you good to have a holiday . Het zal je goed doen om vakantie te hebben.
Where do you wish you could go for a holiday ? Waar zou je heen willen op vakantie?
How was your holiday ? Hoe was je vakantie ?
The day when we arrived was a holiday . De dag dat we aankwamen was een feestdag.
You are in need of a holiday . Je hebt vakantie nodig.
John shall have a holiday one of these days . John heeft een dezer dagen vakantie.
I did nothing during the holidays . Tijdens de vakantie heb ik niets gedaan.
Her car collided with a bus from behind . Haar auto kwam van achteren in botsing met een bus.
When are you going on holiday this year ? Wanneer ga jij dit jaar op vakantie?
What do you usually do on holidays ? Wat doe je meestal op feestdagen?
|