De politieagent heft zijn schild. ![]() The policeman raises his shield . (ENG ) (NL ) (1844) | ||||||||||||||||||||
De politieman ondervraagt hem. ![]() The policeman is questioning him . (ENG ) (NL ) (1995) | ||||||||||||||||||||
De politieagent patrouilleert in het gebied. ![]() The policeman is patrolling the area . (ENG ) (NL ) (3355) | ||||||||||||||||||||
De politieagent traint de politiehond. ![]() The police officer is training the police dog . (ENG ) (NL ) (3382) | ||||||||||||||||||||
The policeman followed him . | De politieagent volgde hem. | The policeman was on duty on that day . | De politie had die dag dienst.
The policeman commanded them to stop . De politieman beval hen te stoppen.
The policeman was off duty . De politieman was buiten dienst.
When he saw the police officer , he ran away . Toen hij de politieagent zag, rende hij weg.
The policeman dealt with the accident . De politie heeft het ongeval afgehandeld.
I was hit by the policeman . Ik werd geraakt door de politieagent.
|