1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
le numéro (Advanced search)




CORE WORDS






COMPOUND WORDS


5000 WORDS













le numéro de téléphone P0993 le numéro P1292 le numéro P1298 le numéro P3303



PHRASES



Vertel me het telefoonnummer.



Please tell me the telephone number .


(ENG )
(NL )

(0622)

Nummer 6 nam de leiding over alle andere deelnemers.



No 0 6 has taken the lead over all the other contestants .


(ENG )
(NL )

(0628)





What's the number ?

Wat is het nummer ?

The number is engaged .

Het nummer is bezet.

Could you give me the name and phone number of a doctor ?

Kunt u mij de naam en het telefoonnummer van een arts geven?

He wrote down the number lest he should forget it .

Hij schreef het nummer op opdat hij het niet zou vergeten.

Please give me the number for mr brown .

Geef me alsjeblieft het nummer van meneer Brown .



Wat is het nummer ?
Het nummer is bezet.
Kunt u mij de naam en het telefoonnummer van een arts geven?
Hij schreef het nummer op opdat hij het niet zou vergeten.
Geef me alsjeblieft het nummer van meneer Brown .