1 (wiktionary) 2 (nl.wikipedia) 3 (en.wikipedia) 4 (glosbe)





Verbs Nouns Adjectives/Adverbs Pronouns Prepositions Conjunctions
la pregunta (Advanced search)




CORE WORDS






COMPOUND WORDS


5000 WORDS











la pregunta P1662





PHRASES



Steek alstublieft uw hand op als u de vraag wilt beantwoorden.



Please raise your hand if you want to answer the question .


(ENG )
(NL )

(0947)





The question is who will go there for him .

De vraag is wie er voor hem heen gaat.

I don't know what the question means .

Ik weet niet wat de vraag betekent.

Even a child can answer the question .

Zelfs een kind kan de vraag beantwoorden.

No students could answer the question .

Geen enkele leerling kon de vraag beantwoorden.

Your answer to the question turned out to be wrong .

Uw antwoord op de vraag bleek niet te kloppen.

The question is before the committee .

De vraag ligt bij de commissie.

Please tell me the answer to the question .

Vertel me alsjeblieft het antwoord op de vraag.

Would you mind repeating the question ?

Zou je de vraag willen herhalen?

He turned away the question .

Hij wendde de vraag af.

She pondered the question for a while .

Ze dacht even na over de vraag.

I am at a loss how to answer the question .

Ik weet niet hoe ik de vraag moet beantwoorden.

The question doesn't concern me .

De vraag gaat mij niet aan.

How should I answer if she inquires after you ?

Wat moet ik antwoorden als ze naar jou vraagt?

The question is whether he will come to visit us next month .

Het is de vraag of hij volgende maand bij ons op bezoek komt.

I was able to answer the question correctly .

Ik heb de vraag goed kunnen beantwoorden.

Only I could answer the question correctly .

Alleen ik kon de vraag goed beantwoorden.

It is out of the question .

Het is uitgesloten.

John will not answer the question .

John zal de vraag niet beantwoorden.

Apart from her , everybody answered the question .

Behalve zij beantwoordde iedereen de vraag.

He responded kindly to the question .

Hij reageerde vriendelijk op de vraag.

A man of reason could answer the question .

Een verstandig man zou de vraag kunnen beantwoorden.

She couldn't answer the question .

Ze kon de vraag niet beantwoorden.

I was able to answer the question .

Ik heb de vraag kunnen beantwoorden.

The question is whether he will come on time .

Het is de vraag of hij op tijd komt.

It is difficult for me to answer the question .

Het is moeilijk voor mij om de vraag te beantwoorden.

He succeeded in solving the question .

Hij slaagde erin de vraag op te lossen.

Only you can answer the question .

Alleen jij kunt de vraag beantwoorden.

I was able to solve the question this morning .

Ik heb de vraag vanmorgen kunnen oplossen.

She found it difficult to answer the question .

Ze vond het moeilijk om de vraag te beantwoorden.

The question is who will do it .

De vraag is wie het gaat doen.

The president refused to answer the question .

De president weigerde de vraag te beantwoorden.

They answered their teacher's question with difficulty .

Ze beantwoordden de vraag van hun leraar met moeite.

The question is by no means easy .

De vraag is bepaald niet eenvoudig.

Answer the question .

Beantwoord de vraag .

No one replied to the question .

Niemand antwoordde op de vraag.



De vraag is wie er voor hem heen gaat.
Ik weet niet wat de vraag betekent.
Zelfs een kind kan de vraag beantwoorden.
Geen enkele leerling kon de vraag beantwoorden.
Uw antwoord op de vraag bleek niet te kloppen.
De vraag ligt bij de commissie.
Vertel me alsjeblieft het antwoord op de vraag.
Zou je de vraag willen herhalen?
Hij wendde de vraag af.
Ze dacht even na over de vraag.
Ik weet niet hoe ik de vraag moet beantwoorden.
De vraag gaat mij niet aan.
Wat moet ik antwoorden als ze naar jou vraagt?
Het is de vraag of hij volgende maand bij ons op bezoek komt.
Ik heb de vraag goed kunnen beantwoorden.
Alleen ik kon de vraag goed beantwoorden.
Het is uitgesloten.
John zal de vraag niet beantwoorden.
Behalve zij beantwoordde iedereen de vraag.
Hij reageerde vriendelijk op de vraag.
Een verstandig man zou de vraag kunnen beantwoorden.
Ze kon de vraag niet beantwoorden.
Ik heb de vraag kunnen beantwoorden.
Het is de vraag of hij op tijd komt.
Het is moeilijk voor mij om de vraag te beantwoorden.
Hij slaagde erin de vraag op te lossen.
Alleen jij kunt de vraag beantwoorden.
Ik heb de vraag vanmorgen kunnen oplossen.
Ze vond het moeilijk om de vraag te beantwoorden.
De vraag is wie het gaat doen.
De president weigerde de vraag te beantwoorden.
Ze beantwoordden de vraag van hun leraar met moeite.
De vraag is bepaald niet eenvoudig.
Beantwoord de vraag .
Niemand antwoordde op de vraag.