Ik ga in de rij staan om een kaartje te kopen.  I am in line to buy a ticket . (ENG ) (NL ) (1020) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is een dorp onder aan de heuvel.  There is a village at the foot of the hill . (ENG ) (NL ) (1172) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het hondje schudt zijn kop en kwispelt met zijn staart.  The little dog is shaking its head and wagging its tail at me . (ENG ) (NL ) (1948) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik lees graag de sportkolom.  I like reading the sports column . (ENG ) (NL ) (2188) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik vouwde de deken op.  I have folded the quilt . (ENG ) (NL ) (2960) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
There is a large house on the hill . | Op de heuvel staat een groot huis. | We came in sight of the hill . | We kwamen in het zicht van de heuvel.
That church on the hill is very old . Die kerk op de heuvel is heel oud.
From the hill , we could see all the buildings in the city . Vanaf de heuvel konden we alle gebouwen in de stad zien.
I walked up the hill . Ik liep de heuvel op.
The building on the hill is our school . Het gebouw op de heuvel is onze school.
Our school stands on the hill . Onze school staat op de heuvel.
At the foot of the hill is a beautiful lake . Aan de voet van de heuvel ligt een prachtig meer.
There is a house on the hill . Op de heuvel staat een huis.
His house is beyond the hill . Zijn huis is voorbij de heuvel.
We can get a beautiful view of the sea from the hill . Vanaf de heuvel hebben we een prachtig uitzicht over de zee.
He came down the hill on his bicycle . Hij kwam op zijn fiets de heuvel af.
The house stands on the hill . Het huis staat op de heuvel.
The hill commands a fine view . De heuvel biedt een mooi uitzicht.
|