Ze is in New York voor zaken.  She is in New York on business . (ENG ) (NL ) (2813) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
He succeeded in business . | Hij slaagde in zaken. | He is engaged in business . | Hij is bezig met zaken.
My father sometimes goes to australia on business . Mijn vader gaat soms voor zaken naar Australië.
He went there on business . Hij ging erheen voor zaken.
I've been to osaka on business . Ik ben voor zaken in Osaka geweest.
He went to tokyo on business . Hij ging voor zaken naar Tokio .
He's out of town on business . Hij is de stad uit voor zaken.
He went there on business . Hij ging erheen voor zaken.
I am here on business . Ik ben hier voor zaken .
I just flew in on business . Ik ben net voor zaken gevlogen .
We visited yokohama on business . We bezochten Yokohama voor zaken.
Now and then , we go to london on business . Af en toe gaan we voor zaken naar Londen .
He went there on business . Hij ging erheen voor zaken.
My father often goes to paris on business . Mijn vader gaat vaak voor zaken naar Parijs.
|